De Perlinckmolen

Naam Perlinckmolen
Ligging Perlinkweg
9660 Elst (Brakel)
op de Perlinkbeek
50° 49′ 58.27″ N  3° 42′ 52.89″ E
toon op kaart
Eigenaar Privaat
Bouwjaar Oorspronkelijk voor 868, vaak herbouwd
Type Bovenslag watermolen
Functie Korenmolen
Kenmerken Maakt deel uit van gesloten boerderij
Gevlucht/Rad IJzeren bovenslagrad, 3,6 m diameter en 1,10 m breed
Inrichting Twee steenkoppels, haverbreker
Toestand Binnenwerk aanwezig, maar draait niet meer
Bescherming M: monument, DSG: dorps- en stadsgezicht,
15.10.1974 / 03.01.1985
Molenaar Geen
Openingstijden Buitenverblijf, niet toegankelijk

Foto: Philippe De Zitter, 05.08.2009
Beschrijving / geschiedenis

Deze watermolen ligt op de Perlinckbeek, die samen met twee andere beken de Boekelbeek, vervolgens de Moldergembeek wordt en in de Zwalm uitmondt net voor de monding in de Schelde.
De molen is zeer oud. Volgens een “descriptio” zou de Sint-Pietersabdij van Lobbes (Henegouwen) te Zegelsem een watermolen en een brouwerij bezeten hebben. Daarmee zou de molen, samen met die van Sint-Maria-Lierde, tot de oudste watermolens van ons land behoren.
In 1571 vermeld als oliewatermolen. Aangeduid op de Ferrariskaart (1771-1778). Link naar de Ferrariskaart-online.  Eigenaar Emmanuel Devos kreeg 300 frank schadevergoeding in 1860 omdat bij een overstroming op 12 juni 1859 de sluizen en het molenrad meegestroomd waren. Het hele waterbouwkundig systeem werd vernield. De waarde van de molen werd geraamd op 8.200 frank. De globale 10 % regel die landbouwers kregen voor oogst- of brandschade en veesterfte, gold dus ook niet bij deze ramp. Zijn graanwatermolen aan de Pottenberg en Perlinckweg was allicht een belangrijk werktuig voor deze landbouwer. Daarna werd het sluiswerk in gewijzigde vorm opnieuw opgetrokken.

Deze molen gelegen molen stond auteur Herman Teirlinck voor ogen, toen hij zijn roman “Maria Speermalie” schreef. Hij kwam hier vaak in de buurt op vakantie en beschrijft in Maria Speermalie de watermolen van Elst als volgt:  “Zij lopen langs het spuiwater dat hoog rijst en neerslaat op het donkere molenrad. De houten vlerken zijn ingevreten en bemost. Het schuim kookt aan de randen. Een dof geraas begeleidt het stampen bij iedere schok, en ’t gansche kot daarachter davert. Onderaan stijgt het bijzonder geluid van de malende steen. Maar niet zo gauw zijn zij bij de bocht van de beek en de fluwelige hazelaars voorbij of de lucht gaat weer open met haar gewoon lawaai. En weg is het geronk van de molen”.

Rond 1974 hield het malen op. In dat jaar werd hij ook beschermd als monument. De molen werd verkocht en in 1975 omgebouwd tot buitenverblijf. De maalruimte bleef gelukkig intact. De site is niet geopend voor het publiek.

Lieven Denewet

Architecturale en technische beschrijving

Bedrijfsgebouw van vijf traveeën en twee bouwlagen met ouder metselwerk op benedenverdieping; getoogde muuropeningen.
Bij de restauratie vernieuwd geklonken ijzeren waterrad met grote diameter (3,6 m). Afgeronde gemetselde asput. In de doorgang naast het metalen bovenslagrad (diameter 3,6 meter) maakt het water een val van 3,5 meter. Op de rechteroever is een bypass die eventueel als vismigratiedoorgang kan ingericht worden.
Grotendeels gietijzeren aandrijving met nog enige houten onderdelen. Voorheen drie koppels maalstenen, thans twee. Bewaarde galg, luiwerk, haverbreker. Vernieuwde bakstenen strekdam. IJzeren loopbrug. Bakhuis in westelijke travee; oven onder lessenaarsdak in gevelhoek met zuidelijk bedrijfsgebouw. Troggewelven tussen ijzeren liggers; ijzeren ovendeur.

De molensite is niet geopend voor het publiek.


Foto: Robert Van Ryckeghem


Foto: Marnix Demoor, mei 2010


Foto: Robert Van Ryckeghem


Foto: Maarten Osstyn, Adegem


Foto: Marcel Van Lierde, 11.03.2007

Bijlagen

Architecturale beschrijving

Voormalige hoeve met geïntegreerde watermolen z.g. “Perlinckmolen”, heden buitenverblijf. Gelegen in westelijke grenshoek van Elst met Zegelsem; landschappelijk fraai ingeplant aan de voet van de Pottenberg en de linkeroever van de Perlinkbeek met spaarvijver ten zuiden. Huidige semi-gesloten aanleg door uitbreiding uit de tweede helft van de 19de – eerste helft van de 20ste eeuw van een hoeve met losse bestanddelen opklimmend tot begin 19de eeuw Ensemble van voorheen overwegend gewitte bakstenen gebouwen waarvan pannen bedaking (zadel- en lessenaarsdaken) met verschillende nokhoogte en nokrichting; ten noordoosten en oosten grenzend aan de Perlinkbeek. Onregelmatig veelhoekig binnenerf met ijzeren toegangshek aan noordwestelijke erfzijde deels afgesloten door muur.

Ten noordoosten, voormalig molenaars- en boerenhuis. Dubbelhuis van vijf traveeën  en twee bouwlagen, onder zadeldak (pannen), gerenoveerd in de late 20ste eeuw. Zijpuntgevels met vlechtingen. Verankerde erfgevel met getoogde muuropeningen en afgelijnd door daklijst op samengestelde tandlijst. Gesinterde bakstenen deuromlijsting voorheen grijsgeschilderd. Vensters met vernieuwde lekdorpels, houtwerk, luiken; één van beide keldervensters gevat in van elders gerecupereerde zandsteen. Deels bewaarde binnenindeling van voorts sterk vernieuwd interieur. Geschilderde samengestelde balklaag in woonkamer met vernieuwde haard (voorheen met 1570 gedateerde haardplaat). Lage achterbouw onder lessenaarsdak. Linker aanbouw van twee traveeën en twee bouwlagen met niveaus verschillend van boerenhuis; sinds renovatie gentegreerd bij woning.
Ten zuidoosten, lage kleine aanbouw tussen boerenhuis en watermolen; recent merendeels vernieuwd woonvertrek; vroegere achteraanbouw omgevormd tot galerij met aanpassing van dakhelling en verlaging van de watergevel.
Ten zuidwesten, dwarsschuur met koeienstallen in uitgebouwde noordwestelijke travee.
Ten zuiden, bedrijfsgebouw van drie traveeën, in erfhoek tussen dwarsschuur en watermolen. Erfgevel afgelijnd door getrapte daklijst.

Literatuur

P. Bauters & R. Buysse, “De Oostvlaamse watermolens. Inventaris 1980”, Gent, 1980, p. 34-37 (Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen. Bijdragen, nieuwe reeks, 11), p. 34-37;
P. Bauters, “Oostvlaams molenbestand 1986”, Gent, 1986 (Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen. Bijdragen, nieuwe reeks, 25), p. 22;
Julien Th. Vandeputte, “De molens van het arrondissement Oudenaarde uit hun geschiedenis”, Oudenaarde, 1974;
“Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Derde aflevering. De arrondissementen Oudenaarde en Sint-Niklaas”, in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XVI, 1962, 2 (Gent, 1963);
Herman Holemans, “Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 2. Gemeenten D-E”, Rotem, Studiekring Ons Molenheem, 1998, p. 59;
Robert Desart, “Les Moulins à Eau du Hainaut et des Flandres”, Soignies, Lemaire, 1968, p. 107.
Fr. Van de Mergel, “Bijdrage tot de geschiedenis van Elst – een dorp in de Vlaamse Ardennen (3), (Triverius, XVIII, 3, 1988, p.13-15).
Harry van Royen, “Het Rampenfonds (1808-1863) als financiële redder voor molenaars?”, Molenecho’s, jg. 2009, nr. 1.

Fr. Van de Mergel, Bijdrage.

copyright www.molenechos.be

Reacties zijn gesloten.