” Elst, gelegen onder het Marquifaet van Ronse voor alle Christene Gelovigen. Op den Feestdag van de Heylige APOLLONIA ook op den Zondag onder de Octave van de H. Apollonia, Patroon tegen de Tand-Pyne, Ec wiens H. Reliquien aldaer zyn berustende met beloop en troost van vele Menschen “.
Het patronaat te Elst behoorde toe aan het Sint-Hermes kapittel te Ronse. Maar ook de abdij van Ename bezat er eigendommen.
Over het ontstaan van de kerk zijn er vrij weinig gegevens bewaard gebleven. De eerste vermelding van Elst dateert van 977 en we kunnen met vrij grote zekerheid stellen dat Elst in die periode reeds een kerkje of een bidplaats had.
Vanaf het einde van de twaalfde eeuw kunnen we echter met zekerheid stellen dat er een bidplaats was in Elst omdat ze vermeld staat in de oorkonde van de abdij van Ename. Nog meer bewijzen over de parochie Elst zijn er te vinden in de oorkonden uit de dertiende eeuw.
Rond 1200 vinden wij ook de naam van een pastoor. In de reeds vernoemde oorkonde van de abdij van Ename wordt melding gemaakt van het feit dat Mathilde van Elst, weduwe van Wennemare, en haar twee dochters een partij grond schenken aan de abdij van Ename. Als getuige wordt vernoemd: Egerberto, presbitero – priester.
De parochie werd gedurende lange tijd bediend door de pastoor van Michelbeke. In 1728 verzocht men om een eigen pastoor. (R..A.G. Bisom, M44) In de loop van de XVI de eeuw werd ook O.L.Vrouw als patroonheilige vermeld (J.De Brouwer, 1960, 210). Was de kerk misschien oorspronkelijk aan onze O. L. Vrouw toegewijd geweest ? Later werd de H. Apollonia als patroonheilige genoemd.
De H. Apollonia werd geboren te Alexandrië (Egypte), en werd, ten tijde van Keizer Decius, omwille van haar christelijke geloofsovertuiging vervolgd en gevangen genomen. De beulen bedreigden haar levend te zullen verbranden indien zij met hen geen goddeloze taal wilde spreken. Zij rukte zich uit de handen van de beulen los en sprong, inwendig vervuld van de Heilige Geest, spontaan in het vuur dat men voor haar had aangestoken. Dit gebeurde rond het jaar 249 na chr.
Volgens de traditie werd zij de tanden uitgeslagen. Aldus werd zij patrones der tandartsen en werd zij aanbeden tegen tandpijn en hoofdpijn.
In de volkskunst werd zij voorgesteld met een tang waarin een tand is gevat. De feestdag van H. Apollonia valt op 9 februari. Maar op de kalender van het Missale Romanum (1970) werd H. Apollonia geschrapt, omdat ze in de Oosterse kerken niet gevierd werd, ook werd ze geschrapt uit de “Calendarium Diocesanum” maar dit wil niet zeggen dat haar feestdag niet mag herdacht worden.
Hier in Elst wordt Sint-Apollonia: “Sente Plone” genoemd, vandaar ook het gezegde: ” Sente Plone werd op veel plotsen vererd, Mor t’ Elst es den toeloop ’t felst !”.
Waarom Elst ? Er was namelijk een bedevaart naar Elst. Gedurende het octaaf (acht dagen), beginnend op haar feestdag kwam men naar de kerk van Elst op bedevaart. Men ging meestal driemaal rond de kerk, vandaar die drie nissen, die elementen uit het leven van de H. Apollonia uitbeelden, in de buitenmuur van de kerk.
Het feest van de H. Apollonia was ook de aanleiding voor een kermis. Op de kermis Elst (eerste zondag na 9 februari) hebben we nu allerhande activiteiten zoals:
– “Alnetum“: de achtdaagse tentoonstelling van religieuze kunst in de kerk en profane kunst in de parochiezaal. Vele binnenlandse en buitenlandse kunstenaars hebben de show reeds meegemaakt en dit evenement bekendheid gegeven aan Elst in gans België tot over zijn grenzen.
– De “Geuteling”, de koek eertijds speciaal voor tandlijders, wordt heden ten dage het attractiepunt tijdens de kermis. Deze geutelingenbak, door veel Elstenaars beoefend maar bijzonder door het Geutelingencomité verspreid. Rond deze bak worden er feestelijkheden georganiseerd zoals de verkiezing van de Geutelingenboer en Geutelingenboerin, de geutelingenworp. Met allerhande optredens van binnen en buitenlandse artisten.
– In februari 1999, ter gelegenheid van de herdenking van de 1750 ste verjaardag van de marteldood van de heilige Apollonia hebben “ALNETUM” en het “GEUTELINGENCOMITE” in de St-Apollonia kerk te Elst het initiatief genomen een “Apollonia Cantate” op te voeren, gecreeërd in samenwerking met Antoinette Tronquo, die de muziek schreef en Louis Van Overloop voor de tekst.
Beschrijving van de parochiekerk
Omtrent het uitzicht van de voormalige kerk zijn we enigszins ingelicht door de kaart van Horenbout, begin XVIIde eeuw namelijk: een kerk van geringe omvang, schijnbaar eenbeukig, met ten westen een massieve toren die toen zonder spits stond.
De beuk, waarvan de moet van het dak op de oostmuur van de toren bewaard is gebleven was eenbeukig en slechts drie traveeën lang. Van het koor in Ledische zandsteen, is een fragment bewaard in de noordmuur van het huidig koor. Men ziet er ook de aanzet van de afschuining van de veelhoekige koorsluiting.
Binnenwaarts is de barst in het pleisterwerk waarneembaar, dewelke getuigt voor het samenkomen van oud- en nieuw metselwerk. Een gelijkaardige barst in de zuidmuur wijst er op dat ook daar een deel van het oude koor is bewaard, evenwel niet zichtbaar ingevolge het aanbouwen van de sacristie. Aan deze kerk werd, vermoedelijk in de XVI de eeuw, de nog bewaarde toren toegevoegd; en later, wellicht in de XVIde of XVIIde eeuw (1642,), een of twee transeptarmen waarvan misschien enig materiaal herbruikt werd in de huidige oostmuur van de noordelijke transeptarm.
– De bouwgeschiedenis van de kerk:
Over de bouwgeschiedenis van de kerk, de aanpassingen, vergrotingen, … is niet zoveel geweten.
Het oudste deel van de kerk is de westertoren.
– In de jaren 1510 – 1525 werden aan de vroegere Romaanse westertoren drie torengeledingen toegevoegd. Deze bouwwerken werden uitgevoerd met bak- en natuursteen. Het benedengedeelte van de toren bestaat uit ijzerzandsteen, heel waarschijnlijk herbruikt materiaal, verder vijf lagen baksteen afwisselend met een laag grote blokken zandsteen. De vier geledingen hoge toren is bekroond door een achtkante spits.
– Aangezien de toren dreigde open te scheuren bracht men in 1621 en dan later opnieuw in de jaren 1732 – 1733 muurankers aan. Deze ankers werden waarschijnlijk opnieuw gebruikt en verwisseld van plaats en aldus geïnterpreteerd als het jaartal 1119 alhoewel ze dus enkel functioneel aangebracht zijn.
– In de noorderbeuk zijn er nog een aantal sporen teruggevonden van de voormalig gotische kerk.
– De beeldenstorm van 1566 liet de kerk ongeschonden staan. Werd echter zwaar beschadigd in 1582 door gewapende benden.
– Tussen 1600 – 1602 werd het schip hersteld. Er waren echter nog geen vensters, want in 1598 regende het nog op het hoofdaltaar en het koorgebouw was nog in 1617 bedekt met stro en onvoldoende hersteld.
– Op 11 februari 1622 besliste het kapittel van St-Hermes van Ronse, die trouwens het patronaatsrecht (recht om geestelijken ter benoeming voor te dragen) had over de kerk, om tussen te komen in het herstellen van de kerk.
– In 1621 werden er werken uitgevoerd aan de toren, herstellingen aan de spits en de verankering.
– In 1639 werd er een klok geleverd en reeds in 1643 kwam er een horloge. In 1642 kwam de aartsbisschop van Kamerijk om de kapel in te zegenen (te wijden).
– Sporen van werkzaamheden aan het gebouw vinden we in de kerkrekeningen omstreeks 1732-1735: plaatsen van een klokkestoel in de toren, volgens een aanbesteding van 13 maart 1732 en in 1733 herstellingen van het dak. Een nieuwe kerkdeur wordt gemaakt in 1765-1766.
– In de 18de eeuw was de kerk te klein en werd beslist omtrent het vergroten der kercke; Dit betrof dan de volledige nieuwbouw van de huidige driebeukige classicistische kerk gesitueerd in 1775 – 1778. Hieromtrent is een brief bewaard waarin de bouw van de kerk nader omschreven wordt en dat het aandeel door het Sint-Hermeskapittel zal betaald worden in drie delen.
” De resolutie van Wethouderen ende notable der prochie van Elst op het vergroten der kerke der selver prochie bestaet als volght. Dat sy sullen verobligieren de kercke te maecken ende vergrooten volgens plan door ons ghepresenteert in het caittel Saeterdaghs lestleden te wete 56 voeten lanck en 61 voeten wyt mite daervoren ghenietende seven duisuisend guldes courant daervan sal betaelt worden een derde van dese jaere 1775 een ander derde ten jaere 1776 ende het resterende derde ten jaere 1777. De mueren sullenvan onder dick syn dry steenen ende boven twee steenen en half de pilaeren van blauwsteen immers den geheelen bouw soliede den blaffond van de kercke ende choor daeronder begrepene t’gonne in cas van acceptatie naerder sal ghedetaillert worden.”
– In 1777 werd in het koor de huidige vloer gelegd van wit-zwart marmer met “een sterre” en de zes kolommen in blauwen steen “arduyn” sluiten deze werken af.
– In 1778 gebeurd de inwijding van de nieuwe kerk door de Aartsbisschop van Mechelen. Sedertdien zijn er nog herstellingswerken uitgevoerd in de XIX de en begin XXste eeuw maar deze hebben geen ingrijpende veranderingen aangebracht aan de structuur van het gebouw.
– De vloer van het schip werd in 1911 vervangen door een veelkleurige keramiekvloer. Hierdoor zijn jammer genoeg de oude grafstenen van enkele 19de eeuwse pastoors verdwenen maar deze werden echter aan de buitenzijde tegen de muren geplaatst.
– In 1955 werd het interieur herschilderd. Toen verdwenen de waardevolle gewelfschilderingen van het koor en de twee allegorische voorstellingen op paneel.
In 1985 werd de kerk terug herschilderd in een kleurgeving die verantwoord is aan de stijl van de kerk en een poging werd nog ondernomen om de gewelfschilderingen vrij te maken doch zonder resultaat.
Copyright www.Kerknet.be